Uit wie bestond het gezelschap dat in het jaar 1614 een beweging in het leven riep die vandaag de dag nog steeds tot de verbeelding spreekt?
In dat jaar publiceerde ‘de Broederschap van het Rozenkruis’ een eerste manifest genaamd, ‘Fama Fraternitatis’ waarin de broederschap zich kenbaar maakte. Waar was het hun om te doen? Was het werkelijk de bedoeling om een broederschap te stichten, of ging het erom de hervormingen van die tijd in een bepaalde richting te krijgen?

Aan de godsdienstoorlogen op het Europees continent leek geen einde te komen. In het vacuüm dat de omgevallen katholieke kerk achterliet groeiden nieuwe verhoudingen en viel het christendom uiteen in verschillende stromingen. De reformatie had een chaos veroorzaakt en was in volle gang.
Een tekst gericht aan de staatshoofden van Europa, de Fama Fraternitatis, kondigde een nieuwe tijd van eensgezindheid aan en beschreef de levensloop van Christiaan Rozenkruis, de oprichter van de broederschap. Een mythologisch verhaal dat zich dankzij de boekdrukkunst als een lopend vuur verspreidde. Een onzichtbare broederschap met een plan voor de mensheid, hier zijn enkele sleutelfiguren op een rij.
Christiaan Rozenkruis
Een lange tijd voor de reformatie leefde er volgens de tekst ergens in een Duits klooster een jongeman die vernam dat een confrater van plan was een pelgrimstocht naar het beloofde land te maken. Na hevig aandringen en smeken mocht hij mee op reis. Ondanks dat zijn begeleider op Cyprus kwam te overlijden besloot Christiaan uiteindelijk zijn tocht verder te zetten. Via Damascus kwam hij terecht in de stad Damcar en ontmoette enkele wijzen die lieten weten dat er werd gewacht op zijn komst. Ze noemden hem bij zijn naam en wisten ook details te vertellen over het klooster waar hij was opgegroeid. Christiaan verbleef er een lange tijd. Hij leerde de Arabische taal en werd ingewijd in de geheimen van de fysica en de mathematica. Hij vertaalde het mysterieuze ‘boek M.’ en nam het mee. Na een reis door Egypte vertrok hij naar Fez in Marokko en leerde er de beginselen van de Kabbala. Hij was aangenaam verrast door de openhartigheid en het vertrouwen dat hij daar voelde bij de mensen, maar zag ook dat ze magie bedreven dat soms een donkere kant had. Uiteindelijk reisde hij door Spanje terug naar huis en stichtte met enkele gelijkgestemden een broederschap. Ze bouwden een huis dat ze Sanctus Spiritus noemden en hielden zich bezig met de studie van de mysteriën en het kosteloos genezen van zieken.
Honderdtwintig jaar na de dood van Christiaan werd per toeval zijn graftombe gevonden, een afgesloten ruimte die op wonderbaarlijke wijze werd verlicht door een zon die zich erin bevond. Tot ieders verbazing was zijn lichaam volledig intact gebleven.
‘De ontdekking van de graftombe is het signaal voor de algehele hervorming; het is de dageraad die aan de zonsopgang voorafgaat.’
Francis A. Yates
John Dee
In de jaren na de reformatie kwam er ruimte voor allerlei soorten kennis en ook astrologie werd erkend als wetenschap en hoefde niet langer in het geniep beoefend te worden. In het Engeland van die tijd, waar Shakespeare hoogtij vierde, liet zelfs koningin Elizabeth I zich door een astroloog adviseren.
Deze koninklijke adviseur, John Dee, hield niet alleen de loop van de sterren in het oog maar ontdekte met zijn ziener een manier om rechtstreeks met bovenaardse krachten te communiceren. Hij was ervan overtuigd dat door de combinatie van magie, Kabbala en alchemie de wetenschap grote sprongen voorwaarts zou kunnen maken. Het universum was één geheel dat was ontstaan door ‘de wetten van de schepping’ en deze wetten waren werkzaam in elke uithoek. In het werk ‘Monas Hieroglyphica‘ probeerde hij aan te tonen dat alles in de kosmos met elkaar in verband stond. Door het bestuderen van deze wetten zou de onderzoeker niet alleen inzichten krijgen in de werking van het universum maar ook in zichzelf en zo tot spirituele bevrijding komen, dit was voor hem een openbaring. De kerk zou overbodig worden! Hij reisde door Europa om zijn ontdekkingen aan de man te brengen en vanuit de Antwerpse drukkerij van Willem Silvius vond de Monas Hieroglyphica zijn weg naar het Duitse taalgebied.

Johannes Kepler
Liefhebber van de wetenschap Keizer Rudolf van Bohemen stelde in 1601 de astronoom Johannes Kepler aan om zijn observatorium in Praag te leiden. Kepler had namelijk ontdekt dat de planeten in een elliptische baan rond de zon bewogen en dus niet een perfecte cirkel aflegden zoals algemeen werd aangenomen. De keizer was daar nogal van onder de indruk en gaf Kepler vrij spel die, enkele jaren later, een bijzondere ontdekking deed.
Op 17 december 1603 nam hij in het sterrenbeeld Vissen een conjunctie waar tussen Saturnus en Jupiter. Dit was iets bijzonders maar Kepler kon niet meteen verklaren wat de betekenis van dit verschijnsel was. Deze conjunctie kwam wel vaker voor en hij vroeg zich af of er in het verleden al over geschreven was.
Hij stationeerde zich in de leeszaal van de bibliotheek en vond een boek uit 1497 dat geschreven was door ene rabbijn Isaac Abarbanel. Deze in sterrenkunde gespecialiseerde rabbijn had ontdekt dat de conjunctie met Saturnus en Jupiter zich elke twintig jaar in een ander sterrenbeeld voordeed. Hij schreef dat wanneer deze conjunctie in Vissen aan de hemel verscheen, in een cyclus van zo’n acht eeuwen, dit gepaard ging met de aankondiging van grote gebeurtenissen; de komst van profeten en zelfs de Messias. Kepler fronste zijn wenkbrauwen en sloeg aan het rekenen.
Saturnus en Jupiter in Vissen: de geboorte van de profeet Enoch in 3227 v. Chr, de zondvloed in 2422 v. Chr, Mozes in 1617 v. Chr. en de profeet Jesaja in 812 v. Chr. Volgens de berekening zou Christus dan geboren moeten zijn in 7 v. Chr. en niet in het jaar nul. De huidige jaartelling liep dus enigszins uit de pas. Theologen die Keplers bevindingen lazen waren not amused maar besteedde er weinig aandacht aan en gingen over tot de orde van de dag. Maar toch vond ook deze ontdekking zijn weg door Europa. Zou er iets staan te gebeuren?
De universiteit van Tübingen
Aan het begin van de zeventiende eeuw gonsde het op de universiteit in het graafschap Württemberg van opwinding. Een nieuwe tijd hing in de lucht en de studenten voelden zich langzaam maar zeker bevrijd van het juk van het christendom. Er waren twee stromingen die heftig met elkaar in discussie gingen over de ontdekkingen van Kepler, die overigens een oud student van de universiteit van Tübingen was. Aan de ene kant had je de wetenschappers die nieuwe ontdekkingen wilden doen en opgetogen waren dat de zon het middelpunt van het heelal was en niet de Aarde. Daar tegenover stonden de theologen die vonden dat de wetenschap zou moeten bevestigen dat de Aarde wel degelijk het middelpunt was want het ging tenslotte om Gods schepping, het kon toch niet zo zijn dat de Aarde zomaar een planeet was als alle anderen?
Johann Valentin Andreae
Een van die theologiestudenten was Johann Valentin Andreae. Een dwarse jongeman die weigerde partij te kiezen en een middenweg zocht. Gegrepen door de tekst van John Dee en het verhaal over de conjunctie ging hij op zoek naar een theorie die de wetenschap, theologie en ook de kunsten kon verbinden. Met de beeldenstorm in de lage landen nog vers in het geheugen en het uiteenvallen van de kerk zocht hij naar een mythologie voor de nieuwe tijd, want wat is een samenleving zonder mythe, zonder eenheid? Hij was niet de enige die een alternatief zocht uit de gepolariseerde bewegingen op de universiteit.
Tobias Hess
Een van Andreae’s medestudenten was Tobias Hess die geneeskunde studeerde en zich verdiepte in spirituele alchemie. Het werk van Hess als arts was in grote lijnen geïnspireerd op de leringen van Paracelsus die als een van de grondleggers van de homeopathie gezien wordt. Hess zocht naar de diepere oorzaken van een ziekte en hield zich minder bezig met de bestrijding van de symptomen, iets wat hem binnen de geneeskunst regelmatig in de problemen bracht. Hij is waarschijnlijk van grote invloed geweest op de inhoud van de Fama.
‘Als de wetenschap niet de hand had gebeten die haar voedde, zo luidt het argument, was er misschien nooit een atoombom geweest.’
Tobias Churton
De kring van Tübingen
Er ontstond een groep van gelijkgestemden waarover we weinig weten. Niet alle geesten waren rijp voor het gedachtegoed van de Rozenkruisers en dus moest er noodgedwongen in het geheim gewerkt worden. Hun magische, alchemische en kabbalistische overtuigingen werden door velen als ketterij beschouwd. De groep vond dat de wetenschap aan het afglijden was naar iets waarin de materie als het enig werkelijk bestaande werd aanvaard. Om tegengas te geven te geven aan de opkomst van het materialisme besloten ze te gaan spelen met realiteit en fictie. De nieuwe tijd moest geboren worden in het hart en niet in hebzucht of blinde ambitie.
Tot op de dag van vandaag is het niet duidelijk wie de manifesten geschreven heeft. Wat wel bekend is, is dat Johann Valentin Andreae de schrijver was van ‘De Chymische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis’, het derde Rozenkruisers manifest. Andreae zou eens hebben laten doorschemeren dat het nooit de bedoeling was een heuse broederschap te stichten, ook al groeide door heel Europa de menigte die het verhaal letterlijk nam. Het was vooral allegorisch bedoeld.
Met Saturnus en Jupiter in Vissen werd de denkbeeldige broederschap van het Rozenkruis geboren en bleef het onduidelijk wie er achter zaten.
‘Wij, afgevaardigden van het belangrijkste college van de broeders van het Rozenkruis, zorgen voor een zichtbaar en onzichtbaar verblijf in deze stad door de genade van de Allerhoogste, naar wie de harten van de rechtvaardigen zich keren. Zonder boeken of tekens onderwijzen we en spreken de talen van de landen waar we willen verblijven, om zo mensen uit hun dwaling en dood te bevrijden.’
Parijs, 1623
Affiches op de Pont Neuf
Dat de onzichtbare broederschap een eigen leven was gaan leiden bleek toen twintig jaar na de conjunctie van 1606 op de Parijse Pont Neuf raadselachtige affiches verschenen waarop de tekst hierboven te lezen was. De denkbeeldige broederschap was geïncarneerd en bestond nu in Parijs. ‘Wie ons zoekt zal ons niet vinden. Wij vinden u’, leek het adagium te zijn. In de eeuwen na Tübingen ontstonden overal in het Westen genootschappen die zich bezig hielden met mystiek, alchemie en Kabbala en die zich Rozenkruisers noemden.
De geschiedenis van de Rozenkruisers beschrijft het universele verhaal dat ons het pad toont naar wie we zijn in de kern: een wezen dat de mogelijkheid heeft het aardse te ontstijgen. Elk mens heeft zijn eigen persoonlijke mythe, zijn eigen missie om te vervullen. Het is de zoektocht naar dit ‘hoge zelf’ die uiteindelijk de lage krachten, de verlangens en de driften in bedwang houdt. Het lage is tijdelijk, het hoge is eeuwig. Het leven is een keuze tussen sterven of geboren worden.
Lees hier de volledige tekst van de Fama Fraternitatis.
Bronnen: ‘De Verlichting van het Rozenkruis’ door Frances Yates.
‘The Invisible History of the Rosicrucians’ door Tobias Churton.