
Onder mijn voeten begon de grond zachtjes op en neer te bewegen. Ik wist dat het niet echt was maar ik voelde het wel en alles kwam even tot stilstand.
Ik stond in een winkel en zag hoe een jong stel ten einde raad hun huilende kind tot bedaren probeerden te brengen. De moeder met de kleine op de arm, de vader machteloos er naar kijkend en de buggy behangen met shopping bags. Dat was misschien de eerste keer dat ik me bewust werd van dit deinen. Ik keek die middag naar het tafereel en zachtjes begon de vloer te schokken, op en neer.
Het begint altijd onder mijn voetzolen en is vervolgens in mijn hele lichaam waarneembaar. Ik kom in een soort trance en daarna gaat mijn focus naar binnen. Herhaaldelijk was ik ervan overtuigd dat het om een lichte aardbeving moest gaan. Een reeks aardschokken zo zachtjes dat ze bijna niet opvielen. In de kranten vond ik nooit iets terug over lokale bevingen of tektonische platen die duizenden kilometers verderop zuchtend over elkaar schoven. Het trillen zit onmiskenbaar in mij. Betoverd door dit gevoel ervaar ik een soort windstilte en voel ik hoe iets me op en neer wiegt tot het na enkele ogenblikken wegebt en mijn zintuigen zich weer naar buiten zwenken.
Ik vergelijk het altijd met het tot stilstand komen van een lift en de naschokken van de hangende cabine.
Toen ik die middag naar het jonge ouderpaar keek, het schreeuwende kind en de wegwerptassen waarmee de kinderwagen troosteloos vol hing, leek het alsof het veren van de grond onder mijn voeten samenviel met het wiegen van het kind. Tijdens de wandeling huiswaarts begon ik voor het eerst vragen te stellen over mijn innerlijk fenomeen. Wat heeft dit te betekenen? En hoe hard ik mijn hersenen ook pijnigde; ik kon de oorsprong ervan niet achterhalen.
Thuis aanbeland besloot ik het er niet bij te laten zitten en sloot de gordijnen. Ik schoof rondslingerende spullen aan de kant, stelde mezelf op in het midden van mijn living, sloot mijn ogen en daagde datgene uit wat verantwoordelijk was voor het sporadische gevoel van gewiegd worden. “Ik wil het voelen, nu!” zei ik tot mezelf. Maar het enige dat ik voelde was het op en neer gaan van mijn borstkas. En zo bleef ik koppig staan.
Na een poos bekroop me een zeurend gevoel van verlangen dat blijkbaar wakker was geworden ergens in mijn buik. En toen zag ik in mijn verbeelding het huilende kind weer. Ik zoomde uit en bekeek de onrust van de ouders. Ik zag rijen wachtenden in de winkel, de roltrappen, het aan en afvoeren van de mensenmenigte, deuren die automatisch open en dicht gingen, de aaneenschakeling van auto’s die de parking op en af wilden.
Het stilstaande verkeer in en rond de stad.
Ik voelde het kloppen van mijn hart. Ineens, heel even, was ikzelf weer een kind. Moe en hangend op de schoot van mijn moeder. Mijn oor dicht tegen haar aan gedrukt. Ze vertelde iets tegen iemand. Ik luisterde niet naar wat ze zei maar voelde slechts de klanken, het resoneren van haar stem.
En zo stond ik, tastend in de duisternis midden in mijn woonkamer. Ik opende mijn ogen, nam enkele malen diep adem en ging van mijn plaats. Met een zwier trok ik de gordijnen open en stond onverwacht in het volle zonlicht.
Ik denk dat ik vandaag niet meer naar buiten ga.
Ik schreef deze tekst voor ‘De Literaire Tarotlijn’, een project van Annemieke Dannenberg in samenwerking met Vlaams-Nederlands huis deBuren.